Hi mortals, Ancient Queers hier! Dit keer een nét wat andere post – niet over een persoon of mythe, maar over de Griekse taal.
Heb je je ooit afgevraagd waarom we lesbiennes ‘lesbisch’ noemen? Of waar het woord ‘homoseksueel’ vandaan komt? Wat ‘transgender’ precies betekent? Waarschijnlijk lig je er al nachten van wakker. Geen zorgen, Ancient Queers to the rescue!
De meeste queer woorden die we vandaag gebruiken, komen namelijk uit het Oudgrieks of Latijn. Laten we er een paar uitpluizen…

Lesbisch en sapphic
De herkomst van het woord ‘lesbisch’ ken je misschien al als je mijn vorige blog hebt gelezen over Sappho. Zo niet, please check it out.
De korte versie: Sappho was een Oudgriekse dichteres die vurige liefdesgedichten schreef – over vrouwen. Ze wordt gezien door velen gezien als de eerste lesbienne uit de geschiedenis, al is daar veel discussie over.
Sappho woonde op het eiland Lesbos. Door haar gedichten werd het eiland zo sterk geassocieerd met vrouwenliefde, dat lesbiennes later naar dit eiland vernoemd zijn.
Van haar naam komt trouwens ook het Engelse woord sapphic. Misschien heb je het ooit voorbij zien komen op social media. Het wordt gebruikt om een liefde of relatie tussen twee vrouwen te beschrijven (wlw = women loving women). In het Nederlands is de vertaling ‘sapphisch’, maar deze term wordt niet veel gebruikt.
Fun fact: in de Oudheid had ‘lesbisch’ ook nog een hele andere betekenis, namelijk ‘orale seks’. (ja, echt waar!) Dat kwam doordat het eiland Lesbos ook bekend stond om erotische poëzie en roddels. In de 19e eeuw probeerden geleerden het woord ‘sapphisch’ in te voeren als netter alternatief voor ‘lesbisch’. Uiteindelijk hebben beide woorden een plek gekregen in de queer vocabulaire.

Homo- en heteroseksueel
Het woord ‘homoseksueel’ komt van het Griekse woord homoios (ὅμοιος), dat ‘gelijk’ of ‘hetzelfde’ betekent. Het tweede deel, ‘seksueel’, komt van het Latijnse sexus, wat ‘geslacht’ betekent. Samen betekent het dus letterlijk: ‘gelijkgeslachtelijk’ – oftewel: aangetrokken tot hetzelfde geslacht.
Heteroseksueel is het tegenovergestelde van homosekueel en komt van het Griekse heteros (ἕτερος), wat ‘anders’ of ‘verschillend’ betekent. Heteroseksueel betekent dus: aangetrokken tot het andere geslacht.
Het woord ‘homoseksualiteit’ dook pas eind 19e eeuw op in de medische wereld. in die tijd werd homoseksualiteit nog gezien als aandoening of ziekte. Pas in de 20e eeuw claimden LHBT+-personen het als onderdeel van de queer taal.
Hetzelfde geldt voor ‘heteroseksualiteit’: dat woord werd rond dezelfde tijd bedacht. Hilarisch genoeg werd heteroseksualiteit aanvankelijk ook als perversie gezien, omdat het niet per se voortplantingsgericht was.
Misschien handig om te weten: In de loop van de tijd is de betekenis van homoseksueel verbreed om ook non-binaire personen mee te rekenen. Zo kan een non-binair persoon die op mannen valt dit homoseksuele aantrekking noemen. Net zoals een man die valt op een non-binair persoon zichzelf ‘homo’ kan noemen. Hetzelfde geldt voor het woord lesbisch.

Non-binair
Dat brengt ons bij het volgende woord: non-binair.
‘Binair’ komt van het Latijnse woord binarius, dat ‘bestaande uit twee’ betekent. Het is afgeleid van het Latijnse bini: tweevoudig.
Zet je daar non (niet) voor, dan krijg je non-binair: iemand die zich niet plaats binnen de traditionele tweedeling tussen man en vrouw.

Transgender en cisgender
Dan de volgende: transgender. Het voorvoegsel trans– betekent in het Latijn ‘over’ of ‘doorheen’. Het is een partikel dat richting aangeeft. ‘Gender’ is een leenwoord uit het Engels en komt oorspronkelijk van het Griekse woord genos, wat ‘geslacht’ of ‘afkomst’ betekent. Transgender wil dus zeggen dat je ‘richting het andere geslacht gaat’.
Transgender is het tegenovergestelde van cisgender. Cisgender wil zeggen dat je gender wél vereenkomt met je geslacht. Bijvoorbeeld: je ben geboren als vrouw, en voelt je een vrouw. Cis komt van het latijnse partikel cis- wat iets als ‘aan deze kant’ betekent. Een cisgender persoon bevindt zich letterlijk ´aan deze kant´ en een transgender persoon ´aan de andere kant´. Grappig toch!
Het voorvoegsel cis- werd voor het eerst in de context van gender gebruikt in de jaren ‘90. Daarvoor werd meestal alleen transseksueel of transgender gezegd. Het woord cisgender helpt om duidelijk te maken dat “niet-trans” óók een benoembare identiteit is.

Biseksueel
‘Bi-’ is afgeleid van het Latijnse woord bis: twee. ‘Seksueel’ is weer afgeleid van het Latijnse sexus. Biseksueel betekent dus: aangetrokken tot twee geslachten.
De term ‘biseksualiteit’ is ouder dan ‘hetero’en ‘homo’! Het werd in de 19e eeuw ook medisch gebruikt, maar dan in de betekenis van ‘tweeledig geslachtelijk’ (dus met zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen). Tegenwoordig gebruiken we voor iemand met zowel mannelijke als vrouwelijke trekken de term ‘intersekse’.

Intersekse en hermaphrodiet
Intersekse komt van het latijnse partikel inter-, wat ‘tussen’ betekent. ‘Sekse’ komt weer wat het Latijnse sexus. Een intersekse persoon bevindt zich dus tussen de twee traditionele biologische sekses (man en vrouw) in.
‘Hermaphrodiet’ is een inmiddels verouderde term om intersekse personen mee aan te duiden. Het woord heeft een ongelofelijk interessante herkomst: het komt namelijk van een Griekse mythe.
Het verhaal gaat zo: op een dag bevond de zoon van de Griekse goden Hermes en Aphrodite, Hermaphroditus, zich bij een vijver. De nimf Salmacis zag hem daar zitten en werd op slag verliefd. Ze wilde voor altijd bij hem zijn, dus greep ze hem stevig vast en bad tot de goden om hun lichamen nooit meer van elkaar gescheiden te laten worden. De goden verhoorden haar bede en Hermaphroditus en Salmacis versmolten tot één lichaam. Hermaphroditus kreeg zo een lichaam met zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken.
Let op: de term ‘hermaphrodiet’ wordt tegenwoordig niet meer gebruikt en kan als beledigend worden ervaren. De juiste term is dus ‘intersekse’. Wil je weten waarom? Bekijk dan mijn eerdere blog over Hermaphroditus.

Panseksueel
Panseksueel komt van het Griekse woord pan, wat in deze context ‘ieder’, ‘elk’ of ‘allen’ betekent. Een panseksueel persoon valt dus op elk gender/geslacht. Gender of geslacht maakt ze dus niet uit, want ze vallen op de persoon zelf.

Omniseksueel
Omniseksueel komt van het Latijnse omnes: allen. Een omniseksueel persoon valt dus op alle geslachten. Maar: was dat niet panseksueel? Nou, er zit een klein verschil in. Een panseksueel persoon valt op een ander afgezien van geslacht. Ze vallen strikt op de persoon zelf en hun persoonlijkheid. Voor een omniseksueel persoon maakt geslacht zeker wel uit.
Welk label je gebruikt hangt uiteindelijk af van je eigen gevoel en voorkeur. Beide daten namelijk alle genders/geslachten.

Genderfluïde
Het Nederlandse woord ‘fluïde’ komt van het Latijnse fluïdum, dat ‘vloeistof’ of ‘vloeiend’ betekent. Het is weer afgeleid van het werkwoord fluere: ‘stromen’. In gendercontext betekent dit dat iemands genderidentiteit veranderlijk is – het stroomt en kan over tijd verschuiven.

Bonus: Queer
Oké, dit woord komt misschien niet uit het Grieks of Latijn, maar de herkomst is minstens zo interessant!
In de 16e eeuw werd het Engelse queer gebruikt in de betekenis ‘vreemd’ of ‘eigenaardig’. In de 19e eeuw werd het steeds vaker als scheldwoord gebruikt tegen de LHBTI-gemeenschap.
In de laatste decennia is het woord echter gereclaimed: de community heeft het teruggenomen en omarmt het als positieve term. Tegenwoordig is queer een paraplu-term voor iedereen die zich niet binnen de cis-hetero norm bevindt: homo, lesbisch, bi, trans, non-binair, pan, intersekse – you name it.
En? Weer een stukje wijzer geworden? Geen dank, geen dank. En dan nu, de volgende blog: die zal gaan over de Amazones, misschien wel de meest badass vrouwen uit de oudheid. Tot over een week!